Rivieren en kanalenZeilschepen zijn afhankelijk van de wind. Maar wat als er geen wind was? Als je tegenwind had of tegen de stroom op moest varen? Tegenwoordig zou je de motor aanzetten, maar ruim honderd jaar geleden hadden de meeste schepen geen motor. Dan moest je vooruit zien te komen door het schip voort te duwen. Dat ging met lange ‘vaarbomen’. Je stak zo’n boom aan de voorkant van het schip een eindje in de bodem en dan liep je over het gangboord steeds, hard duwend, naar achteren. Maar het kon ook anders. Langs rivieren en kanalen had je vaak een ‘jaagpad’. Daar liep dan iemand met een paard dat het schip aan een touw voorttrok. Óf de schippersknecht of de vrouw en kinderen van de schipper liepen op de kant en trokken kilometers lang het schip voort. Ze hadden dan een brede band (‘het zeel’) om hun borst waaraan het touw naar het schip was vastgemaakt. Toen er schepen met een motor kwamen konden zeilschepen zich ook een eindje door een motorschip laten slepen. |
Ons Varend ErfgoedWelkom! Onze activiteitenOver onsOpeningstijden LinksStichting De Hoornse Schouw Social Media:
| NieuwsTagpaginaContact
RekeningnummerIBAN: NL79 RABO 0163 8446 31 Privacybeleid | Nieuwsbrief
Archief
Zoeken?
Verhuur Botter/Schouw |